Bij waterwennen werk je vooral op de individuele bouwstenen: hoofd, ledematen en romp. Deze fase is nodig om waterangst weg te werken en de omgeving van het water goed te leren kennen.
In deze fase worden telkens twee elementen gecombineerd waardoor opdrachten moeilijker worden. De brevetten werken rond coördinatie, evenwicht en verplaatsing in het water. Het einddoel van deze fase is om de kinderen kantveilig te maken met het brevet ‘dolfijn’.
Deze brevetten bevatten gecombineerde zwemproeven. Je zwemt een afstand (met zwemslag naar keuze) gecombineerd met het uitvoeren van allerlei opdrachten in functie van waterveiligheid. Het einddoel van deze fase is zwembadveilig zijn en sluit ook aan bij de eindtermen voor het lager onderwijs.
Zijn brevetten in een reeks van 25 meter tot 800 meter met een officiële zwemslag.
Officiële zwemslag: rugcrawl, borstcrawl of schoolslag. Op elk brevet vind je de sleutelelementen (opgesteld door de Vlaamse zwemfederatie) die vereist zijn voor de goede uitvoering van een zwemslag. Zo leg je een afstand naar keuze af (25m, 50m, 100m, 200m, 400m en 800m).
De focus wordt gelegd op het verfijnen en perfectioneren van specifieke zwemslagen. Waarbij geavanceerde technieken worden aangeleerd om de efficiëntie en snelheid te optimaliseren.